Ode aan Joen 15

Op het hierna volgende Bosschiaanse schilderij,  “Dè gaot nie, Koekwaus” zien we wederom een uitbundig gezelschap in een verder verlaten landschap.

( Even tussendoor. Een koekwaus is een bossche uitdrukking.
Het verhaal gaat dat een Bossche koekenbakker rond 1883 wat uitschoot met kruiden en specerijen. Uit zuinigheid wilde hij niets weggooien en hij bakte er toch koekjes van. Zijn vrouw proefde het baksel en zei: “Dè ge zon lèkker kuukske nie eerder bedocht het, koekwaus”. De aandachtende lezer heeft ondertussen wel gemerkt dat de Bosschiaanse schilderijen ook Bossche titels dragen).

Links is de aanvallende partij met erachter wat vreemde toeschouwers. Rechts de aangevallen wordende groep vreemde snuiters. De kraai denkt er het zijne van en marcheert het paneel uit roepend: “Dè gaot nie, stelletje koekwauzen”.

We zien op het schilderijtje links een uil, die ook veel voorkomt in de schilderijen van Jheronimus. Hier in de betekenis van “Mensen kijk, hoe dom kan je zijn”. Verder loopt daar een man achter een kar geduwd door twee naakte mannen. Ernaast loopt een  idioot figuurtje als een vis op het droge. De kar stelt als wapen natuurlijk niets voor. Wat stokken op twee wielen. Ze gaan richting de groep recht aangevoord door een kleurig gedrocht. De figuren rechts doen zich voor als de rechterlijke macht, de samenleving. Deze zal altijd overleven, geen nut om die omver te werpen want dè gaot nie. “Dè gaot nie, Koekwaus”. Olieverf op paneel. 25 x 50 cm. 2017.

 De aanvallers

 De rechters